Een foto van een houten weefgetouw: een houten frame waarop linnen draden zijn gespannen. Het linnen dat gespannen is over het getouw heeft een roodoranje, terracotta achtige kleur. Twee handen bedienen het weefgetouw.
Wardie Hellendoorn BY-NC-ND
erfgoed van de stad

100% Amsterdams Textiel: makerschap en duurzaam textiel binnen de grenzen van de stad

Het project 100% Amsterdams Textiel laat zien hoe circulair textiel in Amsterdam kan wederopleven en hoe lokale makers, materialen en processen diep verweven zijn met het erfgoed van de stad.

Stel je voor: Amsterdam wordt weer een textielstad, zoals in de Late Middeleeuwen, waar makers elkaar aanvullen in hun specialismen en samen hoogwaardige producten maken. Plantaardige vezels worden op duurzame wijze verwerkt tot hoogwaardige stoffen, zoals linnen. Verfstoffen worden zorgvuldig uit planten geëxtraheerd. In dit proces wint fijngevoeligheid het van snelheid en laagste prijs. Niet alleen vakmensen, maar ook stadsbewoners spelen een rol. Zo ontstaan nieuwe verbindingen met materialen, tradities, de omringende natuur en elkaar. Zij vormen de schakels van een duurzame miniproductieketen, die past bij de circulaire ambitie van de stad.

Met 100% Amsterdams Textiel brengt Waag Futurelab deze visie tot leven. Ter gelegenheid van Amsterdam 750 vervaardigt Waag’s TextileLab samen met The Linen Project* een lokaal, duurzaam, museumwaardig kledingstuk voor burgemeester Femke Halsema. 

Het rood met koraal gemêleerde linnen jasje is van plant tot stof geproduceerd binnen de stadsgrenzen en brengt een ode aan de Amsterdamse maakcultuur, gebaseerd op duurzame, circulaire processen. Welke ambachtelijke kennis en materialen heeft Amsterdam vandaag de dag te bieden en welke zijn verloren gegaan? Wat betekent het als de stad niet alleen producten consumeert, maar weer gaat deelnemen aan de productie ervan?

TextileLab lead en medeoprichter Cecilia Raspanti: “Tot het midden van de 18e eeuw kende Amsterdam een bloeiende textielindustrie. Veel van die kennis, tradities en rituelen zijn helaas verloren gegaan. De moderne stad kent een zekere blindheid voor de prachtige materialen en kennis waarover ze beschikt. Dat heeft met de tijdgeest te maken: we zijn onze textielproductie steeds verder gaan optimaliseren. Wat als we die industrie opnieuw zouden ontwerpen, niet gebaseerd op snelheid en lage kosten, maar op inclusie, vakmanschap en liefde voor materiaal?”

Wat als we die industrie opnieuw zouden ontwerpen, niet gebaseerd op snelheid en lage kosten, maar op inclusie, vakmanschap en liefde voor materiaal?

Projectmanager Isabel Berentzen: “Met 100% Amsterdams Textiel willen we tastbaar maken wat werken met lokale materialen en makers volgens circulaire principes betekent. De rode draad in het project is een diep respect voor materialen en de ambachten van de makers – ook onderling. Het jasje voor Halsema is een optelsom van de toewijding die elk eraan heeft toegevoegd.”  

Voor het jasje was maar 25 vierkante meter vlas beschikbaar. Daardoor leunde het productieproces sterk op de expertise en vertrouwen van de betrokken makers. Berentzen: “Er was geen extra materiaal voor ‘proeflapjes’ om mee te testen en om fouten mee te maken. Het jasje moest in één keer goed. Online en offline bleven alle makers voortdurend met elkaars processen verbonden. Dat was cruciaal bij het werken met beperkt materiaal. Het succes is te danken aan hun zorg en liefde voor het proces, waardoor ze elk voor zich en in overleg konden anticiperen op wat het beste was voor het materiaal.”


Vlas verwerken

Vlas, de basis voor linnen, vormde eeuwenlang de spoel van de Nederlandse textielindustrie, met name in streken met kleigrond zoals Zeeland, delen van Noord-Holland, Friesland en Groningen. De plant wordt met de hand gezaaid, geoogst en getrokken, om de lengte van de vezels te bewaren. Dat levert de hoogste kwaliteit stof op. Daarna volgt het ‘roten’: de stengels worden aan vocht blootgesteld zodat pectine, een soort natuurlijke lijm, afbreekt. Het proces van braken, zwingelen en hekelen transformeert de ruwe vlasplant tot werkbare vezels, waarbij het wordt gescheiden van de houtachtige delen. Het vlas wordt op lengte gesorteerd en in vlaspoppen gedraaid alvorens er kan worden gesponnen.

Het project begon op twee voormalige parkeerplekken op het Marineterrein, waar Guusje Heesakkers van The Linen Project het kweken en verzorgen van het vlas op zich nam. “Vlas uit de stad kan heel mooi worden, maar het resultaat blijft afhankelijk van omstandigheden, zoals de grond en het weer. Bij droogte groeit het vlas bijvoorbeeld minder goed. Ook het roten buiten blijft een uitdaging - zelfs voor ervaren mensen: je controleert continu een paar vezels om te zien of de houtige gedeeltes goed loskomen. Wanneer het zover is dan moet je snel handelen - of het gaat ten koste van je vezelkwaliteit. Het proces valt niet in een handleiding te vatten; je moet er gevoel voor krijgen.”

Joan den Exter, eveneens betrokken bij het Linen Project, was samen met Willemien Ippel als coördinator verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het vlas. Den Exter: “Een gezonde bodem is cruciaal vóór de kwaliteit van het vlas. Voorheen stonden op het perceel op het Marineterrein woekerplanten, die de bodem hebben beïnvloed. Daarom moest die grond eerst flink worden bewerkt. Ook het zaad is belangrijk voor een mooi resultaat: The Linen Project gebruikt uitsluitend biologisch zaad, omdat we geloven dat biologische landbouw de enige toekomstbestendige oplossing is.”

Den Exter: “Voor de herwaardering van lokaal textiel zijn participatie en stewardship essentieel. “Pas als je zelf op het land gaat staan en met een groep mensen vlas verbouwt, begrijp je hoe de plant groeit, wat een goede bodem is en wat het weer met de vezels doet. Je gaat anders naar je omgeving kijken: als het regent, kun je niet op het terras gaan zitten, maar het is wél heel goed voor het vlas.”

Daardoor werkt The Linen Project met een ‘shared stewardship’ model: een manier van samenwerken volgens drie bouwstenen: gedeelde verantwoordelijkheid, kennisdeling en actief burgerschap. Zogenaamde ‘vlasstewards’ waarborgen die werkwijze in verschillende projecten.

Vlassteward Marieke van Mieghem begeleidde de vlasverwerking voor 100% Amsterdams Textiel: “Door alle stappen handmatig te doorlopen, leer je het materiaal kennen en zie je precies hoe elke handeling het eindresultaat beïnvloedt. Ik heb bijvoorbeeld een week moeten hekelen omdat de vezels moeilijk loskwamen. Dat leidde tot materiaalverlies, maar óók tot een prachtige glanzend gouden ‘Amsterdamse’ kleur.”

“De schoonheid van dit project is dat het beperkte materiaal de voorwaarden mede bepaalt. In de mode dringt dat besef nog steeds niet door: dat je niet alleen vanuit de vorm, maar uit vanuit materiaal kunt ontwerpen; dat je daarmee meer respect toont voor wat je gebruikt.”

Spinnen

Vlasspinnen is een fijngevoelige en complexe ambacht. Na het hekelen worden de vezels gesorteerd op lengte en tot spinrokken gevormd. Voor het inslaggarens worden korte vezels droog gesponnen; voor de scheringdraden worden lange vezels nat gesponnen. De draaibeweging of ’twist’ verschilt per garen. Elke spinner ontwikkelt daarin een eigen ritme en handschrift. Zulke kennis - opgebouwd door velen jaren ervaring - dreigt in Europa verloren te gaan. In Amsterdam is dat al gebeurd, waardoor is uitgeweken naar spinners in het noorden en oosten van Nederland.

Spinner Gea van Dijk spon de scheringdraden, die de ketting vormen. Omdat deze veel stress te verduren krijgen, moeten ze dun maar ook behoorlijk sterk zijn.  
“Ik had al een deel verwerkt toen mij werd gevraagd om de rest dunner te spinnen, omdat er toch niet genoeg garen was. Zo hadden we toch net genoeg materiaal voor het weefpatroon dat Eva had bedacht.”

“Wat een spinner ‘goed’ maakt, is moeilijk uit te leggen. Het gaat om de juiste vezellengte, het consequent aanvoeren van materiaal en de juiste draaiing ofwel de ‘twist’ die je zet. Na vijftig jaar vlasspinnen weet ik hoe ik dat voor elkaar krijg, omdat het in mijn vingers zit.”

100amsterdamstextiel_spinnen

Erna Evers en Heleen Lorijn, beide spinners, waren verantwoordelijk voor de inslagdraden. Lorijn: : “We moesten heel zuinig zijn en hebben alles tot op de laatste pluk versponnen - zelfs de te kort gerooide bruine vezels: de reerug. Normaal gebruik je alleen de grijze vezels: het hazelvel. Waar het weefsel wat lichter is uitgevallen, komt dat waarschijnlijk door de reerug. Achteraf gezien is dat gemêleerde effect heel mooi uitgepakt.”

“De vezels waren vrij bras en stug, met veel variatie in lengte. Bij kortere stukjes moesten we er extra ‘twist’ op zetten en ze voegden zich niet altijd makkelijk - ik vermoed door de bodemkwaliteit. Door je aandacht erbij te houden en de tijd te nemen, lukte het toch om een mooie gladde draad te spinnen.”

Evers: “Met drie verschillende spinners en twee soorten vlasgarens is het heel lastig om gelijkmatig te spinnen. Toch moesten we daar ons best voor doen. Als de draden niet ongeveer even dik zijn, krijg je gekke kronkels in het weefsel en pakken de draden de verfstoffen anders op.”

“De voordelen van een zorgvuldig, traditioneel maakproces zitten in de rijke structuur van de draad, en de voldoening die je krijgt als het lukt om van zo'n complex materiaal iets moois te maken. Bovendien brengt het spinnen zelf je in een staat van zen-zijn. Met een mooie spinrok ben je uren bezig en dat geeft een heerlijk gevoel.”

Verven

Verven met natuurlijke verfstoffen is een dynamisch proces, waarbij de methode moet worden afgestemd op eigenschappen van het garen, zoals de vezelstructuur en kwaliteit. Voor het jasje is drie jaar oude meekrap geoogst op het Marineterrein, waarvan de wortels tientallen kleurcomponenten bevatten van diepbruin tot geel. Afhankelijk van de verfmethode en de lichtval ontstaat een levendige diepte die niet te repliceren is met industriële verf. Voor een warmer palet is ook coreopsis (meisjesogen) gebruikt. Aan het verven ging veel onderzoek vooraf, om te begrijpen hoe verschillende stukjes vlas en plantenverf op elkaar reageren.

 

100% amsterdam textiel verven


Cecilia Raspanti, die ook het verven van de garens uitvoerde: “Als ik verf, let ik voortdurend op wat er gebeurt, om indien nodig het verfproces aan te passen voor de mooiste kleur. Elke vezel neemt de verf net anders op. De kleur is afhankelijk van factoren als de oogst van de planten, het verfproces, de spinwijze en vezelstructuur. Zo gaven de dunste draden, gemaakt van de langste vezels, een herkenbare, schitterende glans.”

Dat geldt niet alleen voor het verven maar begint al met het kweken van de botanische verfstoffen. “Het oogsten van de meekrap voelde als een archeologische opgraving: je probeert de wortels voorzichtig los te maken zodat je de grondstof kan observeren en onderzoeken, om zo de kleurkwaliteit in te schatten en de condities in Amsterdam beter te begrijpen.


Weven

Vooraf stemt de wever technische aspecten als de spanning van schering, de dichtheid van de inslag en de soort weefbinding zorgvuldig af. Ze bepalen de textuur en sterkte van het weefsel. Ook het ritme van de wever is bepalend voor de kwaliteit van de stof. Het jasje is geweven in twee verschillende structuren, aan de voorkant dichter, zodat de ontwerper erop kan stikken, en aan de achterkant in een opener motief. De golvende keper- en linnenbinding in het weefpatroon zijn mede bepaald door eigenschappen van het garen en de keuze van de wever.

Wever Eva Klee: “Toen bleek dat de spinsters de kettinggarens in verschillende diktes hadden gesponnen, besloten we ze door elkaar te gebruiken. Dat is ongebruikelijk, maar het leverde een heel levendige stof op: de draden zitten soms dichter op en verder uit elkaar. Dat effect werd versterkt doordat Cecilia de kwaliteiten verschillend heeft geverfd volgens een kleurensysteem.”

“Als je niet veel materiaal hebt, telt elk detail. Je moet vooraf nauwkeurige berekeningen maken en het weven zelf móét goed gaan. Dat vraagt om een hele specifieke focus. Ambacht, als tegenhanger van massaproductie -  is een vorm van concentratie. Dat voegt waarde toe aan het werk.”

Ontwerp

Een beperkte hoeveelheid stof dwingt de modeontwerper tot creatieve oplossingen. Het jasje met sculpturale plooi is ontwikkeld vanuit de eigenschappen van het handgeweven materiaal. Het resultaat is daardoor niet zomaar een kledingstuk, maar een manifest dat weerstand biedt tegen status quo van de industrie.

Ontwerper Charlotte Bakkenes: “Samen met Eva heb ik keuzes moeten maken over de weefstructuren van de delen van het jasje, op een manier die zowel esthetisch als praktisch werkt. Open geweven stoffen zijn delicaat; ze rafelen snel. Bepaalde delen zijn daarom dichter geweven, zodat ik het -voor en het achterpand kon stikken.’

“De kracht van makerschap zit in de verdieping. Elk onderdeel van het proces, van spinnen tot weven tot naaien, vraagt tijd, reflectie en grondig overleg tussen de makers. In plaats van snel produceren, hebben we elk detail betekenisvol gemaakt. Daardoor voelt het jasje voor mij niet zomaar als een product, maar als een verhaal dat gedragen mag worden. Het is een ode aan lokale ambacht en dat geeft het betekenis.”

Fotografie

100% Amsterdams Textiel is van begin tot eind gefotografeerd in documentaire stijl. In de beelden komen details naar voren die zich lastig in woorden laten vatten: de tactiliteit van het materiaal, de concentratie in het gelaat, geduld in het makerschap. Door de ogen van de fotograaf, die op afstand een voor hem nieuwe wereld observeert, voegen de foto’s waarde toe aan het verhaal.

Wardie Hellendoorn, fotograaf: “Ik heb het vlas zien transformeren van gedroogde plant tot zacht weefsel. Gaandeweg leerde ik dat er best wat beperkingen waren voor de makers en hoe sterk hun handelingen met elkaar samenhingen. En ook: dat ogenschijnlijk eenvoudig processen als weven en verven interessant worden, als het traag en met aandacht gaat.”

* The Linen Project (2018) is een initiatief van ArtEZ University of the Arts en Crafts Council Nederland om de linnenproductie in Nederland nieuw leven in te blazen.

Expositie Chromatic Relations 

Waag viert het 10-jarig jubileum van haar TextileLab met de expositie Chromatic Relations – Ecologies of Local Colors. De expositie is te zien van 18 tot en met 28 september en verkent de stedelijke omgeving als potentiele bron voor natuurlijke kleuren. Het door Wardie Hellendoorn gefotografeerde proces en het kledingstuk voor de burgemeester zijn hier onder meer te zien. Toegang is gratis! Zien we je daar? 

Meer informatie over de expositie, de feestelijke opening en andere randprogrammering.